Subsidiabele hectare

De beschrijving en de inhoud van de onderstaande definities worden louter ter informatie gepubliceerd en hebben geen rechtsgevolgen.

Alleen de wetteksten die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, worden als de officiële en definitieve versie beschouwd

SUBSIDIABELE HECTARE

Definitie: elke landbouwgrond waarover de landbouwer beschikt en die gedurende het hele kalenderjaar, behoudens overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, voor landbouwdoeleinden wordt gebruikt of, indien de grond ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden wordt gebruikt.

Criteria om ervoor te zorgen dat grond beschikbaar is voor de landbouwer

Een landbouwgrond wordt geacht ter beschikking van de landbouwer te staan wanneer er een juridische band bestaat tussen de grond en de landbouwer, zonder dat er evenwel een verplichting bestaat om dit systematisch aan te tonen. Het bewijs van de juridische band kan door de administratie worden gevraagd in geval van geschil, twijfel of administratieve controles of controles ter plaatse.

Behalve in geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden staan de aangegeven percelen op 31 mei van het kalenderjaar ter beschikking van de landbouwer.

Periode waarin een gebied moet voldoen aan de definitie van een 'subsidiabele hectare'

Het hele kalenderjaar.

Minimale toegelaten oppervlakte

De minimale toegelaten oppervlakte bedraagt 1 are.

Criteria voor het vaststellen van het overwicht van landbouwactiviteiten wanneer gebieden ook voor niet-landbouwactiviteiten worden gebruikt

1. Voorafgaande toelating

Als een landbouwoppervlak ook wordt gebruikt voor niet-landbouwactiviteiten, wordt het geacht hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt indien de landbouwer toestemming heeft gekregen om de niet-landbouwactiviteit op deze oppervlakte uit te oefenen.

De toelating voor niet-landbouwgebruik van landbouwgrond wordt verleend indien:

1° het gaat om activiteiten die door hun intensiteit, aard, duur en tijdstip de uitoefening van een landbouwactiviteit niet hinderen;

2° de door de randvoorwaarden voorgeschreven verplichtingen, eisen en normen worden nageleefd;

3° de agronomische waarde van de landbouwgrond op korte, middellange en lange termijn niet wordt aangetast door het niet-landbouwgebruik ervan;

4° de niet-landbouwactiviteit uitzonderlijk en beperkt in de tijd is en plaatsvindt op specifieke data die via de vergunningsaanvraag aan het betaalorgaan bekend zijn;

5° voor het betrokken landbouwperceel geen waarschuwing, aanmaning of ongunstig advies ter bescherming van het betrokken gebied en van de plaatselijke flora en fauna door de bevoegde administratieve instanties van het bestuur is gegeven;

6° het betrokken landbouwperceel niet het voorwerp is van een waarschuwing, een ongunstig advies of een bevel tot behoud van een in de nabijheid gelegen archeologische site door het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Patrimonium en Energie.

Met betrekking tot de punten 4° en 5° verklaart de aanvrager op erewoord dat voor de betrokken gebieden geen waarschuwingen, aanmaningen of ongunstige adviezen zijn afgegeven door de autoriteiten die bevoegd zijn om deze vergunning voor het niet-landbouwgebruik van landbouwgrond te verkrijgen.

De gymkhana-, mountainbike-, crossfiets-, karting-, motorcross-, quadcross-, autocross- of stockcar-activiteiten, concentraties van landbouwtractors, buiten het kader van een tractorpulling, en van ander landbouwmateriaal worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:

  1° de activiteiten vinden slechts één keer per jaar plaats;

  2° de activiteiten worden beperkt tot hoogstens vier dagen per jaar;

  3° de activiteiten veroorzaken geen definitieve wijziging van het bodemreliëf, tenzij vooraf een stedenbouwkundige vergunning voor die activiteiten werd afgeleverd;

  4° elke mobiele installatie betreffende de gebeurtenis wordt door de verantwoordelijke of de aanvrager weggevoerd en alle afval verwijderd binnen een termijn van acht dagen na de activiteit;

  5° de organisator beschikt over een geschikte anti-vervuilingsuitrusting waarmee hij de toevalligerwijze verspreide koolwaterstoffen kan recupereren. De organisator treft de nodige maatregelen om elke verontreiniging van de grondwaterspiegel te voorkomen. Als het landbouwperceel dat het voorwerp van de vergunning is, gelegen is in een dichtbijgelegen of verwijderd preventiegebied bedoeld in artikel R.156 van het reglementair Waterwetboek, moet de brandstof- en oliebevoorrading van de motorvoertuigen, alsook het bijstellen en onderhoud ervan plaatsvinden in een daartoe ingerichte dichte ruimte.

De vergunningsaanvragen moeten uiterlijk 30 werkdagen vóór de datum van de niet-landbouwactiviteit aan de administratie worden toegezonden met behulp van het formulier in de toelichting bij de verzamelaanvraag.

2. Voorafgaande kennisgeving

De volgende activiteiten zijn toegestaan met een eenvoudige voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde territoriale dienst wegens hun geringe effect op de landbouwactiviteit

    1° georganiseerde wandelingen alsook de doorgang van paardrijders of fietsers, agrogolf of een soortgelijke activiteit;

    2° de organisatie gedurende hoogstens een week van:

     3° hoogstens een weekend per maand de volgende activiteiten:

     4° de installatie, gedurende hoogstens vijftien dagen, van een circustent of een parkeerzone, een circus, stands en kiosken;

     5° de installatie van kampen van jeugdbewegingen of soortgelijke bewegingen gedurende hoogstens anderhalve maand.

3. Gebieden die geacht worden niet hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt

Sommige gebieden worden geacht niet hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt wegens hun ligging, historische context, beperkte beschikbaarheid voor landbouwactiviteiten of de aanwezigheid van vaste ontwikkelingen of installaties, en onbetwistbaar en permanent voor andere primaire doeleinden dan landbouwactiviteiten te worden gebruikt. Deze doelstellingen sluiten niet uit dat op de betrokken oppervlakten bepaalde onderhouds- of nevenactiviteiten van landbouwaard worden verricht.

De betrokken gebieden omvatten:

     1° bermen;

     2° watertorens, reservoirs en waterinlaatstructuren en hun omhulsels;

     3° brandgangen;

     4° tuinen;

     5° percelen bestemd voor de productie van energie door middel van fotovoltaïsche panelen;

     6° openbare parken en groenvoorzieningen;

     7° grasoppervlakken;

     8° golfbanen;

     9° havengebieden.

Onder 'berm' wordt verstaan de strook grond, bestaande uit een grasbedekking, die de scheiding vormt tussen een weginfrastructuur zoals een weg, een spoorweg, een fietspad of een trottoir en een andere vaste grens zoals een waterloop, een talud of een eigendomsgrens aan de andere kant.

Bepaling van subsidiabele en niet-subsidiabele oppervlakten binnen een landbouwperceel

De volgende landschapselementen maken deel uit van het subsidiabele oppervlak van een landbouwperceel:

     1° muren, waterlopen en greppels, mits zij niet breder zijn dan twee meter;

     2° puinhellingen, mits de oppervlakte daarvan niet meer dan 100 m² bedraagt.

Een bebost landbouwperceel is eveneens subsidiabel als het aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:

     1° de boomdichtheid is minder dan honderd bomen per hectare;

     2° de aanwezigheid van bomen brengt de uitoefening van een landbouwactiviteit niet in gevaar.

De boomdichtheidsregel is niet van toepassing op blijvend grasland dat onderworpen is aan een gevestigde lokale praktijk, blijvende gewassen en populierengroepen.

Fruitbomen maken deel uit van de subsidiabele oppervlakte landbouwgrond, ongeacht de plantdichtheid.

Binnen een landbouwperceel zijn de oppervlakten die worden ingenomen door de volgende elementen, niet subsidiabel:

     1° wegen met een breedte van meer dan twee meter en een harde of aarden bodem. Wegen met een aarden bodem zijn uitgesloten indien zij het perceel van de ene naar de andere kant doorkruisen;

     2° door de mens gemaakte constructies;

     3° mestdepots die één jaar of langer op hun plaats liggen en een oppervlakte hebben van meer dan 100 m²;

     4° stortingen van diverse producten, waaronder landbouwwerktuigen, hout, bouw- en grondverzetafval, divers afval, banden en dekzeilen, die één jaar of langer op hun plaats liggen en een oppervlakte van meer dan 100 m² hebben;

     5° puinhellingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

     6° oppervlakten waar graafwerken worden verricht of waarvan het bodemreliëf sterk gewijzigd wordt waardoor de landbouwactiviteiten negatief beïnvloed worden.

     7° stilstaande wateroppervlakken met een oppervlakte van meer dan dertig are;

     8° de beboste oppervlakken die aan de volgende cumulatieve eigenschappen voldoen:

      a) een oppervlakte van meer dan dertig are;

      b) een breedte van meer dan tien meter;

      c) de maximale afstand tussen de kronen van de bomen of struiken bedraagt vijf meter.

Voor alle informatie:

Voor algemene vragen kunt u dit contactformulier gebruiken en/of programme.feader.arne@spw.wallonie.be

Voor alle technische vragen of vragen over uw dossier kunt u contact opnemen met uw Buitendirectie: https://agriculture.wallonie.be/contacter-les-directions-exterieures