Landbouwoppervlakte

De beschrijving en de inhoud van de onderstaande definities worden louter ter informatie gepubliceerd en hebben geen rechtsgevolgen.

Alleen de wetteksten die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, worden als de officiële en definitieve versie beschouwd.

LANDBOUWOPPERVLAKTE

Definitie: om het even welke grond die wordt gebruikt als bouwland, blijvende gewassen of blijvende graslanden.

Bouwland

Definitie: grond die voor de teelt van gewassen wordt gebruikt of daarvoor beschikbaar is, maar braak ligt, al dan niet onder glas of onder een vaste of mobiele bescherming.

1. Braakland

Al dan niet bewerkt bouwland in vruchtwisseling, dat niet geacht wordt gedurende het gehele landbouwjaar een oogst op te leveren.

Het essentiële kenmerk van braakland is dat het onbebouwd wordt gelaten om te rusten, gewoonlijk voor de duur van het seizoen.

Braakland kan in de volgende vormen voorkomen:

  1. kale grond;
  2. grond met spontane plantengroei die in bepaalde gevallen als veevoeder kan worden gebruikt of kan worden ondergeploegd;
  3. ingezaaide gronden zonder landbouwproductie;
  4. braakland met grassen
  5. braakland met drachtplanten

Dit braakland is opgenomen als niet-productieve grond:

  1. In de norm van het randvoorwaardensysteem (Goede landbouw- en milieucondities nr. 8) - niet-productieve gebieden onderhouden om de biodiversiteit op de bedrijven te verbeteren.
  2. In het netwerk van ecoregelingen: steun die het behoud en de ontwikkeling van voor de biodiversiteit gunstige gebieden binnen landbouwgronden aanmoedigt om opnieuw een ecologisch netwerk tot stand te brengen en zo de achteruitgang van de biodiversiteit in Wallonië een halt toe te roepen.

2. Gewasrotatie

Bij gewasrotatie worden op een bepaald stuk grond volgens een gepland patroon of in een geplande volgorde in opeenvolgende oogstjaren afwisselend eenjarige gewassen verbouwd, zodat gewassen van dezelfde soort niet ononderbroken op hetzelfde stuk grond worden verbouwd.

Vruchtwisseling wordt een norm van het randvoorwaardensysteem (Goede landbouw- en milieucondities nr. 7) - Behoud van het bodempotentieel

Blijvende gewassen

Definitie: niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland en blijvend weiland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd.

Aanplantingen van naaldbomen die bestemd zijn om te worden gekapt en als zodanig te worden verhandeld, met inbegrip van kerstbomen, worden niet als blijvende gewassen beschouwd.

1. Kwekerijen

Arealen met jonge houtachtige planten in de openlucht, bestemd om later te worden verplant:

     wijnstokken en moederplanten;

     vruchtbomen en kleinfruitgewassen;

     siergewassen;

     voor de verkoop bestemde bosplanten, exclusief de in het bos gelegen bosboomkwekerijen voor de eigen behoefte van het bedrijf;

     bomen en heesters ter beplanting van tuinen, parken, straten en wegbermen (bijvoorbeeld haagplanten, rozen en andere sierheesters, sierconiferen), alsmede onderstammen en jonge zaailingen ervan.

2. Hakhout met korte omlooptijd

Areaal beplant met boomsoorten van uit de stam uitlopende boomsoorten, waarvoor de oogstcyclus maximaal acht jaar bedraagt.

Lijst van in aanmerking komende soorten:

Zwarte els - zilverberk - haagbeuk - Amerikaanse eik - kleine esdoorn - Noorse esdoorn - kerselaar - hazelaar - populier - wilg - lijsterbessenboom - zomerlinde - winterlinde

Minimale plantdichtheid: 1.000 planten per ha.

Blijvende weiden

Definitie: grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen.

1. Grassen of andere kruidachtige voedergewassen

Alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen, ongeacht of het betrokken grasland al dan niet voor het weiden van dieren wordt gebruikt.

2. Dekkingsgraad

Wanneer de grasbedekking 90% of meer bedraagt, wordt elke oppervlakte die voldoet aan de kaderdefinitie van blijvend grasland als zodanig beschouwd.

Indien de grasbedekking minder dan 90% bedraagt, kunnen alleen de volgende oppervlakten als blijvend grasland worden beschouwd:

a) graslanden aangewezen als 'prioritaire open milieus' (BE2), 'weiland habitats van soorten' (BE3), 'extensieve stroken' (BE4), 'verbindingsweiden' (BE5), 'gebieden onder beschermingsstatuut' (BE temp 1) of 'gebieden beheerd door de overheid' (BE temp 2), respectievelijk overeenkomstig artikel 2, 2° tot 4°, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011;

b) grasland waarvoor een verbintenis voor agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 4 'weide met hoge biologische waarde' geldt;

c) grasland in een gebied van groot biologisch belang uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de indiening van de verzamelaanvraag.

 

Voor alle informatie:

Voor algemene vragen kunt u dit contactformulier gebruiken oen/of programme.feader.arne@spw.wallonie.be

Voor alle technische vragen of vragen over uw dossier kunt u contact opnemen met uw Buitendirectie: https://agriculture.wallonie.be/contacter-les-directions-exterieures